Tags voor deze pagina:
Expertinterviews

Het tienerbrein in het verkeer

Jongeren zijn vaak met andere dingen bezig dan zich aan de regels houden. Dat leidt ook in het verkeer tot onveilige situaties. Waar komt dat door? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat het aantal verkeersslachtoffers onder jongeren afneemt? Jelle Jolles, neuropsycholoog en emeritus-hoogleraar aan de Universiteit Maastricht en de Vrije Universiteit Amsterdam, geeft uitleg en advies.

“Het tienerbrein is een werk in uitvoering”, vertelt Jolles. Vanaf de geboorte doen kinderen en jongeren veel nieuwe kennis en vaardigheden op. Thuis en op school, maar ook met sport en spel. “Die ervaringen zijn ontzettend belangrijk, want ze zorgen ervoor dat in de hersenen een complex systeem van verbindingen ontstaat tussen de hersencellen”, legt hij uit. “Dat proces, ook wel bekend als ‘hersenrijping’, duurt 23 à 25 jaar. De verbindingen zorgen er onder andere voor dat je brein snel kan schakelen. En het is nodig om de consequenties van gedrag te kunnen zien. Bij jongeren is dat systeem nog niet ‘af’. Dat zorgt ervoor dat zij soms onverstandige keuzes maken, ook in het verkeer.”

Leren door ervaring

Het is vooral belangrijk dat kinderen en jongeren veel kennis en vaardigheden opdoen. Vooral door dingen te ervaren en praktisch bezig te zijn, leren ze veel. “Het brein is van nature nieuwsgierig en ondernemend”, vertelt Jolles. “Het ziet de verkeersdeelname als een leuke uitdaging. Zo worden op de fiets veel delen van het brein gestimuleerd: zien, horen, ruimtelijk oriënteren en het evenwichtsgevoel. Maar dat tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met verkeersregels en ander verkeer, zal iemand zonder ervaring uit zichzelf niet bedenken.”

Oefenen op het droge

Die complexe ervaring kan alleen in het verkeer worden opgedaan. Toch kunnen kinderen en jongeren ook op het droge consequenties leren overzien. “Het komt erop neer dat je in je hoofd een filmpje moet kunnen afspelen”, legt Jolles uit. “Kinderen leren al op jonge leeftijd te verbeelden. Daar heeft het brein enorm veel beelden voor nodig. Die kunnen worden opgehaald uit situaties die je onderweg meemaakt, maar ook uit digitale media. Denk aan foto’s en video’s waarmee je kunt oefenen met verschillende verkeerssituaties. Maar er zijn ook spellen die de verkeersdeelname simuleren. Daarmee kun je gerust veel fouten maken zonder levensbedreigende gevolgen en leren omgaan met allerlei situaties.”

Beelden met emotie onthoud je beter dan verkeersregels

Jolles benadrukt dat niet elke vorm van digitale media even effectief is. Het brein slaat namelijk informatie waar een emotie aan is gekoppeld beter op. “Bij een filmpje is alleen zien wat er gebeurt niet voldoende. Er moet iets gebeuren waar je van schrikt. Geluid helpt daarbij. Mensen hebben allemaal een overlevingsinstinct; als je ergens van schrikt, koppelt het brein die situatie aan gevaar. Bij verkeersregels die je krijgt voorgelegd, komt geen emotie kijken. Die onthoud je dus minder goed dan een simulatie waarin emotie wél wordt geprikkeld.”

Jongeren beïnvloeden elkaar

Ook leeftijdsgenoten spelen een grote rol bij het gedrag van de jongere. Dat heeft volgens Jolles te maken met de ontwikkeling van het sociale brein vanaf het eind van de kindertijd. “Op school leren kinderen vooral theoretische kennis en een schoolse vaardigheden, zoals begrijpend lezen, rekenen en schrijven. Maar hoe je die informatie in de samenleving toepast, leer je van elkaar.”

“Dat heeft ook invloed op het gedrag”, voegt hij toe. “Zo is het voorbeeldgedrag van een leeftijdsgenoot sterk: als de een door rood rijdt, volgt de ander. Ook al hebben ze geleerd dat het niet mag. Jongeren moeten nog ervaren wat er in zo’n situatie kan gebeuren. Zolang het gedrag van de ander geen consequenties krijgt, denken ze dat er met hen ook niks zal gebeuren.”

Leren van leeftijdsgenoten met verschillende achtergronden

“Het is dus belangrijk om jongeren weerbaar te maken tegen de meningen en het gedrag van hun leeftijdsgenoten”, vertelt Jolles. Hij raadt aan om jongeren in gesprek te laten gaan met leeftijdsgenoten met verschillende achtergronden, buiten hun vaste groep. “Het is enorm leerzaam als jongeren hun eigen ervaringen inbrengen. De wereld ziet er immers voor iedereen anders uit. Door die ervaringen met elkaar te delen, leren ze het niet alleen beter te verwoorden, maar ook het leven beter te begrijpen. Die ontwikkeling kun je stimuleren. Bijvoorbeeld in de klas, door jongeren te laten samenwerken aan opdrachten en opgaven waarin het gaat om kennis over ‘de wereld’; samenwerken met leerlingen buiten hun vaste groep. Daarnaast kun je ze aanmoedigen om deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten, zoals een kamp.”

‘Let op bij de inzet van influencers’

Veel jongeren worden via sociale media ook beïnvloed door influencers. Influencers worden daarbij ook regelmatig ingezet bij campagnes. Jolles benadrukt het risico ervan. “Vergeet niet dat influencers zelf ook jongeren met weinig levenservaring zijn”, vertelt hij. “Ze zijn vaak gespecialiseerd in onderwerpen die weinig te maken hebben met regels en verkeersgedrag. Daarom is het cruciaal dat ze alleen worden ingezet als ze goed zijn geïnformeerd. Bijvoorbeeld door de informatie die je ze laat vertellen in elkaar te laten zetten door wetenschappelijke instituten of professionals. Anders is er een kans dat de inzet van een influencer een tegengestelde werking heeft. Andere methoden om jongeren te leren over verkeersveiligheid zijn relevanter, directer en kosteneffectiever.”

Begrip voor het tienerbrein

Weten hoe het jongerenbrein werkt, helpt niet alleen ouders, leraren en instructeurs. Het biedt jongeren ook kansen om hun zelfinzicht te verbeteren én de vaardigheid om hun gedachten goed te kunnen verwoorden. Jolles: “Voor veel mensen is het een eye-opener dat het brein pas écht gaat werken zodra je er kennis en ervaring instopt. Ze staan er niet bij stil dat ‘beleving’ zó belangrijk is. Door jongeren te leren hoe hun brein werkt, krijgen ze ook inzicht in hun eigen gedrag. Maar ook in wat ze wel en niet leuk vinden en wat ze zouden willen verbeteren. Zelfinzicht leidt tot betere zelfregulatie. Dat zorgt voor persoonlijke groei en een beter idee van hoe de wereld in elkaar zit. En dát leidt tot ander gedrag.”

Jolles vertelt dat ook opvoeders, leraren en instructeurs kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het zelfinzicht bij jongeren. “Het is belangrijk open vragen te stellen. Daardoor leren jongeren kritisch na te denken over hun eigen gedrag en dat van leeftijdsgenoten. Daarnaast helpt het ze ook hun gedachten beter te leren verwoorden. En als ze eenmaal doorhebben dat verkeerseducatie ook een manier is waarop ze zichzelf kunnen verbeteren, wordt het al een stuk aantrekkelijker”, sluit hij af.