Volgens Danique de Jong (gedragsdeskundige bij GH+O) draait verkeersgedrag niet alleen om kennis van regels. “Het gaat om hoe makkelijk je het maakt, wat normaal voelt en of iemand gemotiveerd is om iets te veranderen,” vertelt ze. Ze onderscheidt vier factoren die gedrag sturen: gemak, normen, weerstand en motivatie.

Hoe eenvoudiger je gewenst gedrag maakt, hoe groter de kans dat jongeren het vertonen. Normen zijn minstens zo krachtig: daar komen de near-to-peers om de hoek kijken, jongeren die nét iets ouder zijn en laten zien dat veilig gedrag erbij hoort. En wat als je jongeren confronteert met de gevolgen van verkeersongevallen? “Als jongeren schrikken, haken ze af. Combineer het met humor of een handelingsperspectief, dan blijven ze luisteren.”
Meten is weten – maar vooral: begrijpen
Gedrag meten kan op verschillende manieren, vertelt De Jong. Je kunt kijken naar wat mensen doen, waarom ze dat doen of hoe ze reageren. Observaties, interviews en zelfs eye-tracking geven elk een stukje van de puzzel. Maar, benadrukt ze, geen enkele methode vertelt het hele verhaal. “Kies de meetmethode die past bij wat je écht wilt weten en bij de middelen, die je beschikbaar hebt”
Van interventie naar verbetering

Vervolgens is het tijd voor actie. Ze kruipen in de huid van Freddie Fatbike, een jongere, of van Billie Beleid, de beleidsmaker. Vanuit die rol reageren de deelnemers met verbetersuggesties op elkaars verkeersinterventies. Het levert levendige discussies op en slimme ideeën:
- Koppel aan de interventie een opvolgmoment, waarbij jongeren een persoonlijk verkeersvoornemen formuleren.
- Laat de uitvoerder terugkomen als digitale coach, die jongeren helpt dat voornemen vast te houden.
- Geef jongeren een gadget die hun eigen intentie zichtbaar maakt – een tastbare herinnering aan hun keuze.
Volgende stap: ouders aan tafel
De deelnemers vertrekken met nieuwe ideeën en plannen. Begin 2026 komen ze opnieuw samen, dit keer met één centrale vraag: hoe betrekken we ouders bij verkeersveiligheid? Want gedragsverandering werkt het best samen. Pas als de omgeving meedoet, blijft verandering écht hangen – samen met ouders krijgt het nog meer kracht.